Blinde vlekken bij BVDV vrij worden.
Het BVDV vrij worden van rundveebedrijven rust op drie peilers; 1. Het verwijderen van PI dieren (persistent geïnfecteerde) van het bedrijf, 2. Biosecurity ter voorkoming van re-/ herintroductie van de infectie op vrije bedrijven, 3. Surveillance om de status van het bedrijf te monitoren en om herintroductie snel waar te nemen. Dit alles lijkt simpel uit te voeren bij het volgen van officiële monitoringsprogramma’s. Men heeft immers binnen een jaar reeds de gecertificeerde vrije status. Er loeren echter enkele adders onder het gras.
Herintroductie door ‘het rund van troje’.
Van alle kalveren die op het bedrijf blijven wordt binnen de monitoring onderzocht of het hier gaat om PI dier. Echter de moeder van een PI kalf is een zogenaamd ‘rund van troje’. Zij draagt een kalf dat gedurende zijn leven enorme hoeveelheden virus gaat uitscheiden, dit is algemeen bekend. Wat minder bekend is dat deze koe de eerste dagen na het afkalven ook enorme hoeveelheden virus uitscheid vanuit de nageboorte en het geboortekanaal. Als het om een stierkalf gaat is er op melkveebedrijven grote kans dat dit kalf verdwijnt van het bedrijf, en dus niet onderzocht wordt op PI infectie. Ondertussen kan deze koe reeds koppelgenoten besmet hebben. Als één van deze dieren zich in de eerste vier maanden van de dracht bevindt, kan deze opnieuw drager worden van een PI kalf. Hiermee kan deze onopgemerkte infectie opnieuw rondgang maken.
BVDV bij andere (huis-) dieren
De lijst met dieren die ook met BVDV virus besmet kunnen raken en deze infectie ook kunnen verspreiden wordt telkens langer. Schapen, geiten, lama’s, varkens en zelfs konijnen kunnen besmet worden met BVDV en het virus repliceert daadwerkelijk binnen deze dieren. Hoe meer onderzoek er gedaan worden, des te meer dieren blijken dit virus te kunnen verspreiden. Bij varkens blijkt BVDV vooral door onze eigen schuld zo welig te tieren, het gebruik van BVDV besmette vaccins blijkt ook hier te zijn voorgekomen. Voor wat betreft de konijnen is het nog niet duidelijk wat hun rol is bij de verspreiding van BVDV. Voor de regio’s met een aanzienlijke wilde konijnenpopulatie is het echter wel iets om zich nog eens over achter het oor te krabben voordat ze een eradicatie programma starten.
Biosecurity 2.0?
Verschillende landen zijn ondertussen officieel BVDV vrij, terwijl anderen gestart zijn met een programma om vrij te worden. De Duitse buren zijn al een tijdje bezig en daar zijn interessante lessen uit te leren. Het blijkt dat vrij worden zonder vaccinatie niet eenvoudig is. Met het teruglopen van de antilichaam titers bij de koeien neemt het risico op herintroductie navenant toe. Met ernstige gevolgen omdat deze koeien geen afweer hebben tegen deze ziekte! Ondertussen wordt de inzet van vaccins meer en meer geadviseerd. Dit biedt immers een goede verzekering tegen schade bij herinfectie. Want dat een herinfectie uit onverwachte hoek kan komen moge ondertussen duidelijk zijn geworden.
Diagnostiek en surveillance
Tankmelk onderzoek. Door de tankmelk te onderzoek op antilichamen kan vastgesteld worden of de infectie op het bedrijf is geweest en de melkgevende koeien ermee in contact zijn geweest. Daarnaast kan de tankmelk onderzocht worden op aanwezigheid van het antigeen, het BVDV virus. Dit kan onderzocht worden met een PCR test, waarbij de uitscheiding van 1:100 dieren nog prima gedetecteerd kan worden. Als de tank positief is duidt dit op een actieve infectie, al dan niet veroorzaakt door een PI dier. Een negatieve tank is geen garantie dat het bedrijf BVD negatief is.
Bloedonderzoek. Aan de hand van individueel bloedonderzoek kan vastgesteld worden welke dieren antigeen positief zijn. De PCR test is hierbij opnieuw de meest gevoelige test, en tot 20 dieren kunnen gepoold onderzocht worden. Bij een positieve uitslag kan het gaan om PI dieren, of dieren die op dat moment een acute voorbijgaande infectie doormaken. In het serum kan ook vastgesteld worden of dieren antilichamen tegen BVD hebben. Dieren die antigeen positief zijn èn antilichaam negatief zijn, zijn mogelijk PI dieren. Het onderscheid kan gemaakt worden door na 3 weken opnieuw antilichamen te testen, bij PI dieren zullen deze opnieuw negatief zijn, bij een acute infectie zullen deze nu positief zijn.
Melkonderzoek. In de melk kan onderzocht op de aanwezigheid van antilichamen voor BVD. Een hoge prevalentie van dieren met antilichamen is een indicatie voor de (recente) aanwezigheid van PI dieren. Een lage prevalentie van dieren met antilichamen duidt op een groot risico bij introductie van de BVDV infectie bij deze koppel dieren.
Kalveren en jongvee. Bij het onderzoek van kalveren en jongvee is het belangrijk om rekening te houden met de beperkingen van testen. Bij antilichaam testen kan een kalf tot de leeftijd van 6 -9 maanden positief testen op antilichamen door opname van biest met antilichamen. PI dieren maken geen antilichamen aan, maar komen in dit geval toch positief uit een antilichaam test, en worden zo over het hoofd gezien. Bij antigeen testen bij kalveren kan interferentie optreden door de antilichamen uit de biest. Het dier test dan vals- negatief omdat het antigeen afgeschermd wordt door de antilichamen uit de biest. Daarom is het advies om oorbiopten te testen vóór het geven van biest, of via bloed te testen na 6 maanden leeftijd. Ook hier wordt bij voorkeur een PCR test gebruikt vanwege de superieure gevoeligheid en de mogelijkheid samples te poolen.
Vaccinatie
Vaccinatie beschermd bedrijven tegen economische schade door BVD uitbraken. Om de investering optimaal te benutten moet goed gelet worden op toepassing op de juiste leeftijd en bij alle dieren. Let op de verschillende entschema’s bij de vaccins die op de markt zijn, en de effecten op antilichaam uitslagen bij diagnostisch onderzoek.
Bronnen:
Lanyon et al., The Veterinary Journal, 2014, Bovine viral diarrhoea: Pathogenesis and diagnosis.
Fux et al., Veterinary Microbiology, 2012, Transient elimination of circulating bovine viral diarrhoea virus by colostral antibodies in persistently infected calves: a pitfall for BVDV –eradication programs?
Steffen et al., Journal of Veterinary Diagnostic Investigation, 2014, Distribution of lymphoid depletion and viral antigen in alpacas experimentally infected with Bovine viral diarrhea virus 1.
Bachofen et al., Veterinary Research, 2014, Experimental infection of rabbits with bovine viral diarrhea virus by natural route of exposure.
Raue et al., The Veterinary Journal, 2012, Antibody responses to inactivated vaccines and natural infection in cattle using bovine viral diarrhoea virus ELISA kits: Assessment of potential to differentiate infected and vaccinated animals.
Rossmanith et al., Preventive Veterinary Medicine, 2005, Control of BVDV- infection on common grassland – The key for successful BVDV –eradication in Lower Austria.